Bastion Waldeck
Dit vestingwerk was niet verbonden met de hoofdwal. Achter de muur bevindt zich een langgerekte gebogen kazemat met schietgaten.
Het bastion Waldeck werd tussen 1688 en 1690 aangelegd ter versterking van de zuidoostzijde van de stad. Het idee kwam van Daniel Wolf van Dopff, ingenieur-fortificatiemeester te Maastricht onder de militaire gouverneur Georg Friedrich graaf van Waldeck-Eisenberg. Naar deze werd het bastion genoemd.
Droge grachten
Bastion Waldeck is een ‘gedetacheerd’ (los liggend), bemuurd vestingwerk met gracht en bedekte weg, niet verbonden aan de hoofdwal. Ondanks het feit dat het vestingwerk dichtbij de Jeker ligt, beschikte het niet over natte grachten want daarvoor ligt het te hoog. Van 1770 tot 1780 werd de wand van de droge gracht versterkt met een contrescarp-muur van baksteen met op regelmatige afstanden mergelblokken in kettingverband. Achter deze muur bevindt zich een caponnière, een langgerekte gebogen kazemat met schietgaten, waardoor de vijand die zich in de droge gracht had gewaagd, beschoten kon worden. De caponnière is door gangen verbonden met het ondergrondse vesting-gangenstelsel van Maastricht, meestal aangeduid met de term ‘kazematten’.